De 7 uitdagingen van Tijl Koenderink
1. Overtuigd van vaststaande intelligentie
Uit wetenschappelijk onderzoek (onder andere van Carol Dweck) blijkt dat leerlingen die geloven dat hun intelligentie vaststaat uitdagingen uit de weg gaan. Bij hoogbegaafde kinderen is vaak, als positieve bemoediging tegen ze gezegd: “Wat ben je toch slim en snel dat je dat kunt”. Het gevolg van een dergelijk compliment is dat het kind aanleert dat intelligentie blijkbaar vaststaat en je dus iets wel kan (wat ben je slim) of niet kan (en dan zul je wel dom zijn). Een leerling kijkt dan niet meer naar een probleem als een uitdaging, maar als een mogelijke vijand die aan kan tonen dat hij/zij dom is.
Wat doe je hieraan? Zoveel mogelijk feedback op groei en inzet geven. Beloon de leerling vooral voor getoonde inzet en minder op talent/eindresultaat. Reflecteer ook veel met de leerling op groei door inzet.
2. Gebrek aan motivatie
Door verschillende redenen variërend van tegenvallende uitdaging op school, een lage frustratietolerantie en een gebrek van gevoel van ‘erbij horen’ raken veel hoogbegaafde leerlingen gedemotiveerd. Het probleem is echter dat het schoolsysteem uitgaat van een langzame opbouw van moeilijkheidsgraad via leer - successen. Wanneer deze cyclus door demotivatie doorbroken wordt is het heel lastig om de leerling weer op gang te krijgen.
Wat doe je hieraan? De leerling eerst weer op stoom laten komen op een gebied van eigen interesse. Nadat de leerling weer enige motivatie van ‘iets’ leren toont kun je dit langzaam om gaan buigen naar schoolactiviteiten. Dit dan verbonden aan meer vrijheid om eigen interesses te volgen als de leerling meewerkt en minder wanneer de leerling dwarsligt.
3. Begrip versus geheugen
Een deel van de hoogbegaafde leerlingen is op jonge leeftijd al in staat veel problemen op te lossen door ze te begrijpen. Waar kinderen van dezelfde leeftijd gedwongen worden om hun geheugen op verschillende manieren te gebruiken en trainen is dit bij deze leerlingen vrijwel niet het geval. Als gevolg hiervan is hun geheugen ongetraind en beschikken ze niet over verschillende strategieën. Als dan later in hun carrière er plotseling een beroep gedaan wordt op hun geheugen zijn ze hier niet op voorbereid.
Wat doe je hieraan? De oplossing is tweeledig. Als je er vroeg genoeg bij bent (de eerste jaren van de basisschool) zorg dan dat je de uitdaging, vooral op geheugengebied, verhoogt voor deze leerlingen. Als je later een leerling onder je begeleiding krijgt, ga ze dan uitdagen om hun geheugen te gebruiken door opdrachten daarop gericht aan te bieden. Tegelijkertijd kun je ze strategieën aanbieden om hun geheugen beter te gebruiken.
4. Samenwerken
'Waarom zou je?' is eigenlijk vaak de eerste vraag. Als je alleen toch een beter resultaat kunt behalen dan samen, waarom zou je dan samenwerken met anderen? Vaak worden de kinderen ook nog bewust gekoppeld aan zwakkere leerlingen waardoor samenwerken helemaal een verliesgevende operatie wordt. Daarnaast missen er soms wat sociaal emotionele vaardigheden om de vertaalslag te maken naar een ander kind.
Wat doe je hieraan? Leer het kind over groepen en interactie. Door reflectieoefeningen over je rol in samenwerken en het benoemen van het verschil kun je het kind helpen bewuster ermee om te gaan. Bespreek ook met het kind het doel van samenwerken. Speel coöperatieve spellen of doe eens een coöperatieve opdracht en reflecteer daarbij op het samenwerken en de vele vaardigheden die daarbij horen.
5. Onder-/Overschatten
De leerlingen die beter begeleid zijn hebben vaak veel verschillende materialen gehad om mee te werken. Soms kan dit echter ook een nadeel zijn. Er is een gebrek aan doorzettingsvermogen. De materialen moeten precies aansluiten op de interesse en het uitdagingniveau van het kind, anders werkt het niet. Als je dan het niveau probeert in te schatten zal het de oefeningen of te moeilijk, of te makkelijk vinden.
Wat doe je hieraan? Laat de leerling duidelijk zien welke stappen er van hem/haar verwacht worden, liefst visueel. Begin vervolgens onderaan en test zo snel mogelijk voor elk niveau of de leerling het objectief beheerst. Zo niet, dan is dat voorlopig het niveau waar de leerling aan moet werken. Bespreek met de leerling dat dingen soms moeilijk zijn en dat de oplossing dan is om door te zetten.
6. Zelfstandig werken
Voor zich uitkijken, tekenen op werkbladen, buurman vervelen, alles behalve starten met de opdracht. Er zijn talloze redenen voor, maar het resultaat is eigenlijk altijd het zelfde: nul.
Wat doe je hieraan? Deel van de oplossing ligt in het verlengde van uitdaging 5. Benoem duidelijk de stappen die genomen moeten worden en wat het beginpunt is. Een praktische tip die vaak helpt is om een werkblad in kleinere stappen op te delen. Knip een werkblad in losse opdrachten en geef er één aan de leerling. Wanneer hij hem af heeft en inlevert krijgt hij een nieuwe. Wanneer de laatste af is volgt er een beloning. Bouw van hieruit langzaam de grootte van de opdracht op. Oefen bij het verhogen van de moeilijkheidsgraad vooral ook de vaardigheden nodig om de opdracht tot een goed einde te brengen. Vul de rugzak van de leerling met oplossingsstrategieën, wat doe je op het moment dat je vastloopt?
7. Oplopen hiaten
Door het overslaan van klassen, maar ook door het snel doorhebben van ‘truckjes’ kunnen leerlingen soms het idee geven dat ze de stof doorhebben terwijl dit niet het geval is. Dit is echter destructief naar de toekomst toe. Het is immers onmogelijk om te leren machtsverheffen als je vermenigvuldigen echt niet begrijpt.
Wat doe je hieraan? Wanneer een leerling problemen heeft met een specifiek onderdeel, test dan door om te zien of hij de onderliggende concepten wel begrepen heeft. Wanneer een leerling bijvoorbeeld problemen heeft met spelling in een Frans werkstuk, controleer of hij zij de werkwoordsvervoegingen überhaupt wel kent.
Bron : 'De 7 uitdagingen' van Tijl Koenderink, NOVILO
Uit wetenschappelijk onderzoek (onder andere van Carol Dweck) blijkt dat leerlingen die geloven dat hun intelligentie vaststaat uitdagingen uit de weg gaan. Bij hoogbegaafde kinderen is vaak, als positieve bemoediging tegen ze gezegd: “Wat ben je toch slim en snel dat je dat kunt”. Het gevolg van een dergelijk compliment is dat het kind aanleert dat intelligentie blijkbaar vaststaat en je dus iets wel kan (wat ben je slim) of niet kan (en dan zul je wel dom zijn). Een leerling kijkt dan niet meer naar een probleem als een uitdaging, maar als een mogelijke vijand die aan kan tonen dat hij/zij dom is.
Wat doe je hieraan? Zoveel mogelijk feedback op groei en inzet geven. Beloon de leerling vooral voor getoonde inzet en minder op talent/eindresultaat. Reflecteer ook veel met de leerling op groei door inzet.
2. Gebrek aan motivatie
Door verschillende redenen variërend van tegenvallende uitdaging op school, een lage frustratietolerantie en een gebrek van gevoel van ‘erbij horen’ raken veel hoogbegaafde leerlingen gedemotiveerd. Het probleem is echter dat het schoolsysteem uitgaat van een langzame opbouw van moeilijkheidsgraad via leer - successen. Wanneer deze cyclus door demotivatie doorbroken wordt is het heel lastig om de leerling weer op gang te krijgen.
Wat doe je hieraan? De leerling eerst weer op stoom laten komen op een gebied van eigen interesse. Nadat de leerling weer enige motivatie van ‘iets’ leren toont kun je dit langzaam om gaan buigen naar schoolactiviteiten. Dit dan verbonden aan meer vrijheid om eigen interesses te volgen als de leerling meewerkt en minder wanneer de leerling dwarsligt.
3. Begrip versus geheugen
Een deel van de hoogbegaafde leerlingen is op jonge leeftijd al in staat veel problemen op te lossen door ze te begrijpen. Waar kinderen van dezelfde leeftijd gedwongen worden om hun geheugen op verschillende manieren te gebruiken en trainen is dit bij deze leerlingen vrijwel niet het geval. Als gevolg hiervan is hun geheugen ongetraind en beschikken ze niet over verschillende strategieën. Als dan later in hun carrière er plotseling een beroep gedaan wordt op hun geheugen zijn ze hier niet op voorbereid.
Wat doe je hieraan? De oplossing is tweeledig. Als je er vroeg genoeg bij bent (de eerste jaren van de basisschool) zorg dan dat je de uitdaging, vooral op geheugengebied, verhoogt voor deze leerlingen. Als je later een leerling onder je begeleiding krijgt, ga ze dan uitdagen om hun geheugen te gebruiken door opdrachten daarop gericht aan te bieden. Tegelijkertijd kun je ze strategieën aanbieden om hun geheugen beter te gebruiken.
4. Samenwerken
'Waarom zou je?' is eigenlijk vaak de eerste vraag. Als je alleen toch een beter resultaat kunt behalen dan samen, waarom zou je dan samenwerken met anderen? Vaak worden de kinderen ook nog bewust gekoppeld aan zwakkere leerlingen waardoor samenwerken helemaal een verliesgevende operatie wordt. Daarnaast missen er soms wat sociaal emotionele vaardigheden om de vertaalslag te maken naar een ander kind.
Wat doe je hieraan? Leer het kind over groepen en interactie. Door reflectieoefeningen over je rol in samenwerken en het benoemen van het verschil kun je het kind helpen bewuster ermee om te gaan. Bespreek ook met het kind het doel van samenwerken. Speel coöperatieve spellen of doe eens een coöperatieve opdracht en reflecteer daarbij op het samenwerken en de vele vaardigheden die daarbij horen.
5. Onder-/Overschatten
De leerlingen die beter begeleid zijn hebben vaak veel verschillende materialen gehad om mee te werken. Soms kan dit echter ook een nadeel zijn. Er is een gebrek aan doorzettingsvermogen. De materialen moeten precies aansluiten op de interesse en het uitdagingniveau van het kind, anders werkt het niet. Als je dan het niveau probeert in te schatten zal het de oefeningen of te moeilijk, of te makkelijk vinden.
Wat doe je hieraan? Laat de leerling duidelijk zien welke stappen er van hem/haar verwacht worden, liefst visueel. Begin vervolgens onderaan en test zo snel mogelijk voor elk niveau of de leerling het objectief beheerst. Zo niet, dan is dat voorlopig het niveau waar de leerling aan moet werken. Bespreek met de leerling dat dingen soms moeilijk zijn en dat de oplossing dan is om door te zetten.
6. Zelfstandig werken
Voor zich uitkijken, tekenen op werkbladen, buurman vervelen, alles behalve starten met de opdracht. Er zijn talloze redenen voor, maar het resultaat is eigenlijk altijd het zelfde: nul.
Wat doe je hieraan? Deel van de oplossing ligt in het verlengde van uitdaging 5. Benoem duidelijk de stappen die genomen moeten worden en wat het beginpunt is. Een praktische tip die vaak helpt is om een werkblad in kleinere stappen op te delen. Knip een werkblad in losse opdrachten en geef er één aan de leerling. Wanneer hij hem af heeft en inlevert krijgt hij een nieuwe. Wanneer de laatste af is volgt er een beloning. Bouw van hieruit langzaam de grootte van de opdracht op. Oefen bij het verhogen van de moeilijkheidsgraad vooral ook de vaardigheden nodig om de opdracht tot een goed einde te brengen. Vul de rugzak van de leerling met oplossingsstrategieën, wat doe je op het moment dat je vastloopt?
7. Oplopen hiaten
Door het overslaan van klassen, maar ook door het snel doorhebben van ‘truckjes’ kunnen leerlingen soms het idee geven dat ze de stof doorhebben terwijl dit niet het geval is. Dit is echter destructief naar de toekomst toe. Het is immers onmogelijk om te leren machtsverheffen als je vermenigvuldigen echt niet begrijpt.
Wat doe je hieraan? Wanneer een leerling problemen heeft met een specifiek onderdeel, test dan door om te zien of hij de onderliggende concepten wel begrepen heeft. Wanneer een leerling bijvoorbeeld problemen heeft met spelling in een Frans werkstuk, controleer of hij zij de werkwoordsvervoegingen überhaupt wel kent.
Bron : 'De 7 uitdagingen' van Tijl Koenderink, NOVILO